De openbare ruimte is ons speelveld. Daarin zijn oneindig veel magische cirkels mogelijk. Deze zijn niet te ontwerpen. Spel is niet te ontwerpen. Maar de dingen die leiden tot spel wel. Het wezenlijke van spel is dat het wordt gemaakt door de spelers, volgens hun eigen interpretatie en regels. Het gevaar zit in het spel te vast willen vormgeven en bepalen, waardoor er uiteindelijk geen eigen interpretatie mogelijk is en dus geen echte speelruimte.
Wat wij als ontwerpers en adviseurs kunnen en moeten doen is de prikkel vormgeven die de overgangszone creëert waardoor er een binnenwereld en een buitenwereld kan ontstaan.
Kinderen doen dit spelen van nature. Door keer op keer in hun eigen binnenwereld te oefenen en te proberen, leren zij de orde van de buitenwereld te definiëren en zich tot deze te verhouden. Bij kinderen wordt dit geaccepteerd en vinden we dit onderdeel van ‘opgroeien’ of ‘volwassen’ worden.
Naarmate we meer en meer denken ‘volwassen’ te zijn, spelen we steeds minder; oftewel we begeven ons minder in de experimentele binnenwerelden waarin vallen en opstaan gepermitteerd is, en begeven ons meer en meer op de door onszelf of door de omgeving gebaande paden. Zo stoppen we op een bepaald punt met spelen en daarmee ook met ons ontwikkelen en verrijken.
Onze bijkomende verantwoordelijkheid ligt er dus in om kinderen en volwassenen meer en langer nieuwsgierig te laten zijn, en te laten beseffen dat er nog zo veel te ontdekken en verrijken is. Als we weten dat we niet alles weten kan ruimte ontstaan voor oneindig veel magische cirkels. Oftewel; het spelende kind blijven vasthouden en nooit echt volwassen worden.
De buitenwereld is het alledaagse, met bekende orde, structuur en cultuur, en inactieve spelers. In de voorsituatie is er een inactieve speler met een bepaalde behoefte, binnen een bepaalde orde, cultuur en structuur.
De prikkel is zowel herkenbaar als afwijkend. Comfortabel en uitdagend dus. Door de afwijking ontstaat de uitdaging om uit de geordende buitenwereld te stappen en in een nieuwe, onbekende binnenwereld te stappen, of deze te creëren. De herkenbaarheid biedt de speler bij het maken van een bewuste of onbewuste keuze om zich naar de binnenwereld te begeven het comfort om de bestaande of toekomstige binnenwereld te aanschouwen, te bepalen welke spelers en regels gelden of gaan gelden, en zich te positioneren ten opzichte hiervan bij het begeven in deze binnenwereld.
De overgangszone biedt de speler de ruimte om zich van de buitenwereld naar de binnenwereld te begeven, en bepaald dus de toegankelijkheid van het spel. Deze zone wordt bepaald door een spanningsveld tussen comfort en uitdaging en kent een bepaalde prikkel.
De overgangszone bepaald de toegankelijkheid van het spel. Hierin is er sprake van een bepaald spanningsveld tussen comfort en uitdaging. Hier wordt bepaald of je wel of niet mee doet met het spel.
De binnenwereld is het afwijkende, het spel. Deze wordt gevormd door de speler(s) die het spel spelen, en door regels die in deze binnenwereld gelden, die afwijkend zijn van de regels in de buitenwereld. Deze regels worden bepaald door de spelers zelf en kunnen worden opgelegd of gedefinieerd worden door externe factoren en actoren, of door sociale of fysieke beperkingen/onmogelijkheden.
Een binnenwereld die ongedefinieerd en uitdagend is en daardoor ruimte en mogelijkheden biedt voor een diversiteit in uitdagingen, zorgt voor een binnenwereld waar samenspel tussen verschillende leeftijden en type spelers mogelijk is. Denk aan waterspeelplekken, skatebanen, beweegtuinen, fonteinen.
Terugkerend uit het spel kom je in de overgangszone van de binnenwereld naar de buitenwereld. De speler heeft zichzelf door het gespeelde spel verrijkt, en mogelijk de orde, cultuur en structuur herijkt, verruimd of anders ingekleurd.
In de nasituatie is er opnieuw een inactieve speler met een bepaalde behoefte, binnen een bepaalde orde, cultuur en structuur. Tijdens het spelen zijn er nieuwe sociale verbindingen aangegaan of inzichten verkregen en de speler heeft zijn geest getraind in omdenken en creatief oplossen. Dit biedt uiteindelijk ruimte voor innovatie, persoonlijk en als samenleving, en schept nieuwe mogelijkheden om sociale of fysieke problemen op te blijven lossen.