De budgetten voor vervanging, onderhoud en beheer zijn te laag geworden. Hierbij is ook gebleken dat: het aantal kinderen, in relatie tot stedenbouwkundige opzet, bij bepaling van het aantal plekken onvoldoende is beschouwd; er onvoldoende invulling is gegeven aan de 3%-norm voor speelruimte voor vertaling naar een programma van eisen bij nieuwbouwprojecten; voorzieningen voor 12+ zijn lastig te realiseren zijn door ontbreken kaders; participatie beperkt is tot inrichtingsparticipatie; areaaluitbreidingen door initiatieven van burgers onvoldoende in overeenstemming zijn gebracht met budgetten voor vervanging, onderhoud en beheer en tot slot het belang van trapvelden niet duidelijk genoeg is omschreven. In deze evaluatie en actualisatie van het speelruimtebeleid is dus gewerkt aan aanscherping van het beleid door leeftijdsopbouw en stedenbouwkundige opzet van de wijk in ogenschouw te nemen. Tevens zijn de kinderaantallen in de wijken en kernen meegenomen en is er inzicht gegeven in de (budgettaire) beheer- en onderhoudsaspecten rondom spelen.